Leerlingenzorg

OP DEZE PAGINA:

 
De kinderen worden gevolgd in hun ontwikkeling. Dit gebeurt op verschillende manieren en wordt versterkt doordat de leerkracht een aantal jaren met de klas meegaat. Hierdoor is er sprake van een  grotere verbinding met de kinderen.

PORTFOLIO
Aan het einde van iedere periode kijkt de leerkracht samen met de kinderen terug op die periode. Gedurende de periode zijn er doelen en criteria gesteld. Soms wordt dit door de leerkracht gedaan, maar er zijn ook periodes die zich ervoor lenen dat kinderen dit onderling of zelfstandig doen. Aan het einde van de periode wordt door middel van evaluatiegesprekken gekeken of de doelen en de daarbij behorende criteria gehaald zijn.

Samen met de leerkracht
De leerkracht en het kind kijken samen terug op het werk, de inzet en de bijdrage aan de periode. Er wordt door de leerkracht een tip (waar kan nog aan gewerkt worden) en een top (wat ging goed) gegeven. Deze tip en top worden opgeschreven en komen in het portfolio.

Zelf evalueren
Het kind kijkt zelf naar het eigen werk en geeft commentaar of laat door middel van een tekentje zien hoe het gewerkt heeft. Een voorbeeld uit de eerste klas: de letters zijn aangeleerd. De kinderen weten hoe de letter geschreven moet worden en kijken naar het eigen werk. Ze zetten een zonnetje bij de letter die goed gelukt is en een wolkje waar nog verder geoefend moet worden. In hogere klassen kunnen kinderen het zelf  beschrijven. Ook dit krijgt een plek in het portfolio.

Samen met een andere leerling
In de klas kijken twee leerlingen naar elkaars werk en laten aan de ander weten waar nog aan gewerkt kan worden (tip) en wat heel mooi is (top). Het moge duidelijk zijn dat er heldere criteria moeten zijn om werk zelf en in samenspraak met een klasgenoot te kunnen evalueren.

Ook kan aan het einde van de periode het mooiste werk in het portfolio gedaan worden of juist werk waaraan je kan zien hoe de ontwikkeling in die periode is verlopen. Voorbeeld: een dictee aan het begin van de periode en een dictee aan het einde van de periode. Er kunnen naast de klassencriteria, ook nog eigen individuele criteria worden gesteld. Ook deze worden op bovenstaande manier geëvalueerd.

Het portfolio is van het kind en mag met toestemming van het kind bekeken worden. Het kind kan aan de hand van zijn portfolio zijn eigen ontwikkeling zichtbaar maken aan en betekenis geven voor ouders en andere belangstellenden. Vanaf de kleuterklas wordt met het portfolio gewerkt.

 <Terug naar boven>


 

 

 

 

 

 

REGULIERE TOETSING EN DIFFERENTIATIE IN DE KLAS
Naast het inzichtelijk maken van de ontwikkeling van het kind met het portfolio, wordt binnen de school ook gebruik gemaakt van landelijk genormeerde toetsen. Zoals de tussentijdse toetsen van het CITO. In de kleuterklas wordt in het laatste jaar (groep 2) in januari de kleutertoets rekenen en taal afgenomen. Tot groep 2 behoren alle kinderen tot 1 oktober, in individuele gevallen worden ook de kinderen meegenomen die tussen oktober en december jarig zijn. In alle klassen daarboven (groep 3 t/m 8) worden de toetsen voor taal, rekenen en lezen twee keer per jaar afgenomen. Vanaf de vierde klas (groep 6) komt daar de toets begrijpend lezen en vanaf klas 5 (groep 7) de toets werkwoordspelling bij.

Differentiatiewerkplan
Aan de hand van de uitslagen van de toetsen wordt binnen de klas gedifferentieerd in het lesaanbod. Dit vindt zijn beslag in het differentiatiewerkplan.

De klas wordt in drie groepen ingedeeld:
• Kinderen die zelfstandig aan het werk kunnen en naast hun gewone werk nog extra werk kunnen doen.
• Kinderen die instructie nodig hebben om hun werk te kunnen maken.
• Kinderen die extra instructie nodig hebben om het werk te kunnen maken.

Dit plan wordt twee keer per jaar gemaakt en wordt vooral tijdens de zelfwerkuren ingezet. In deze uren wordt werk op maat gegeven.

Individuele aandacht
Bij een lage score (e of d vanaf de tweede klas voor rekenen en/of taal) zal de leerkracht zelf met behulp van het differentiatiewerkplan de aanvullende begeleiding in de klas geven. Als blijkt dat er echt extra individuele aandacht en instructie nodig is, komt een kind in de remedial teaching. Een kind heeft in de schoolloopbaan (maximaal) recht op vier periodes remedial teaching. Het kan zijn dat afgeweken wordt van deze regel, omdat het kind meer individuele hulp nodig heeft, bijvoorbeeld in de aanloop voor het verkrijgen van een verklaring van dyslexie of dyscalculie.

Naast de reguliere toetsen zijn er ook de periodetoetsen aan het einde van een periode, waarin gekeken wordt wat het kind heeft opgestoken van de aangeboden lesstof.

<Terug naar boven>

DYSLEXIEPROTOCOL EN ZORGVERZEKERING
Binnen de school is een dyslexieprotocol. Dit protocol is gebaseerd op het protocol leesproblemen en dyslexie van Wentink en Verhoeven. Kinderen met ernstige dyslexie, die geboren zijn na 1-1-2001, kunnen in aanmerking komen voor vergoeding van de behandeling van dyslexie door de zorgverzekeringen. Ook het diagnostisch onderzoek kan worden vergoed. Voorwaarde hiervoor is dat de school een intensief voortraject heeft gevolgd waarin deskundige hulp is gegeven aan het kind en dat er daarnaast intensief is geoefend.

Wanneer er ondanks deze extra zorg een ernstige achterstand blijft bestaan, kan de leerling in aanmerking komen voor vergoeding van een psychodiagnostisch onderzoek naar dyslexie. Blijkt dat er sprake is van ernstig enkelvoudige dyslexie, dan wordt ook de behandeling vergoed. De school werkt hierin samen met de begeleidingsdienst voor vrijescholen (aangesloten bij Onderwijszorg Nederland, ONL).

De school verzorgt het voortraject bij vermoedens van ernstige dyslexie, zodat een aanvraag voor een dyslexieonderzoek kan worden gedaan. Via de school wordt het dyslexieonderzoek dan eventueel aangevraagd, als een kind voldoet aan de criteria: drie keer achtereenvolgend een e score op de drie minuten toets (woordleestoets) ondanks remedial teaching. In andere gevallen zal de ouder zelf een dyslexieonderzoek moeten bekostigen.

Dyscalculieprotocol
De school hanteert het dyscaculieprotocol dat door Groenestijn, Borghouts en Janssen (2011) is ontwikkeld.

Intern begeleider
De school heeft een intern begeleider. Deze ondersteunt en begeleidt de leerkracht op het gebied van extra zorg voor de leerling. Hij of zij helpt zo nodig bij het samenstellen van een differentiatiewerkplan. De intern begeleider maakt ook op grond van de toetsen twee keer per jaar een trendanalyse. In deze analyse wordt gekeken naar de resultaten schoolbreed en naar de individuele klassen. Zo wordt de kwaliteit van het onderwijs gemonitord op school- en klassenniveau. De trendanalyse wordt met de schoolleiding, bestuur en de leerkrachten besproken.

Vanuit de trendanalyse worden eventuele verbeteringen in het onderwijs ingezet. Ook worden naar aanleiding van de resultaten van de analyse, individuele leerkrachten zo nodig begeleid. De intern begeleider heeft zowel zorggesprekken als werkoverleggesprekken met de leerkrachten. Uit de zorggesprekken blijkt welke kinderen extra zorg buiten de klas nodig hebben.

Klassenassistent
De school heeft een klassenassistent. Deze werkt in alle klassen en wordt ingezet waar nodig. Hij of zij helpt de leerkrachten of kan individueel met kinderen werken. Dit gaat onder begeleiding van de intern begeleider.

Remedial teacher
Op de school is remedial teaching mogelijk (maximaal 4 periodes, ongeveer 7 weken, per schoolloopbaan). De intern begeleider bepaalt in samenspraak met de leerkrachten welke kinderen in aanmerking komen voor extra begeleiding. Over het algemeen krijgen kinderen die meer instructie nodig hebben extra begeleiding, maar ook kinderen met een hogere begaafdheid komen in aanmerking voor extra begeleiding. Ook dit laatste gaat in overleg met de leerkracht.

 

 

 

 

 

 

 

<Terug naar boven>

SPECIFIEKE ONDERZOEKEN

Kinderbespreking
Kinderen die op gebied van leren of sociaal/emotioneel extra aandacht nodig hebben, kunnen besproken worden in de wekelijkse pedagogische vergadering. De klassenleerkracht of een vakleerkracht geeft een beeld van het kind, over wie wordt gesproken. Vervolgens wordt vanuit de diagnose een handelingsplan opgesteld met adviezen voor de klassenleerkracht en/of de remedial teacher. Een en ander wordt vanzelfsprekend zorgvuldig met de ouders doorgesproken. Na een aantal weken vindt er een evaluatie plaats en wordt gekeken wat er is gedaan en hoe het met het kind gaat.

Klassenbespreking
Incidenteel vinden er klassenbesprekingen plaats in de pedagogische vergadering. Er wordt dan een beeld gegeven van de klas door de klassenleerkracht en ’de vakleerkrachten die in de betreffende klas les geven. Vragen over de klas worden dan teambreed besproken.

Kleuteronderzoek
Ieder jaar wordt bij de oudste kleuters het kleuteronderzoek afgenomen. Het betreft een motorisch onderzoek en een rekenen- en taalvoorwaardenonderzoek. Uitgangspunt is of de voorwaarden om te kunnen leren, onder andere in de motoriek van het kind, voldoende aanwezig zijn om in het leerproces te kunnen stappen. Kinderen die in de zomermaanden en daarna jarig zijn, krijgen in januari en mei een onderzoek. Op deze wijze wordt gekeken naar de ontwikkeling van het kind en wordt er een oordeel gevormd over de leerrijpheid van het kind. De andere kleuters krijgen eenmalig een onderzoek. In principe gaan al deze kinderen door naar de eerste klas (groep 3).

Onderzoek in klas 6 (eindtoets groep 8)
In het laatste jaar van de school wordt in november een onafhankelijke toets afgenomen, waaruit een  advies voor het vervolgonderwijs voortvloeit. Dit onderzoek heet het drempelonderzoek. Dit onderzoek wordt op school afgenomen door een andere, dan de eigen leerkracht. Het onderzoek omvat een vijftal onderdelen, zoals woordenschat, spelling, rekenen,  begrijpend lezen en technisch lezen. Dit onderzoek is ook te gebruiken als een kind naar het speciaal voortgezet onderwijs of het praktijkonderwijs uitstroomt.

De score van deze toets wordt omgezet naar een  CITO – score en vormt als onafhankelijke toets een onderdeel van het schooladvies ten behoeve van het voortgezet onderwijs. Vanaf het schooljaar 2012-2013 zal onze school vanzelfsprekend de dan verplichte landelijke eindtoets afnemen.

Onderzoek buiten school
In het overleg tussen de leerkracht en de intern begeleider kan naar voren komen dat een kind extra onderzoek nodig heeft. De school heeft de mogelijkheid om onderzoeken aan te vragen bij de schoolbegeleidingsdienst of het samenwerkingsverband.

 

<Terug naar boven>

 

 

 

 

 

 

 

PASSEND ONDERWIJS
De school heeft in het kader van de overgang naar passend onderwijs een schoolondersteuningsprofiel opgesteld, waarin wordt beschreven welke extra zorg de school kan bieden. In het komende schooljaar zal dit zorgprofiel van de school verder vorm gaan krijgen en zal het duidelijk worden aan welke kinderen de school een goede plek kan bieden, indien kinderen extra zorg nodig hebben. De school is aangesloten bij het regionale samenwerkingsverband ZOUT(Zuid-Oost UTrecht).

Gemeentelijke schoolartsendienst
De school is aangesloten bij de gemeentelijke schoolartsendienst. Deze dienst verricht regelmatig routineonderzoeken. Voor de oudste kleuters vindt er bij de schoolartsendienst een algemeen onderzoek plaats, waarbij ook de ouders worden uitgenodigd. Er wordt gerapporteerd aan de kleuterleidsters en klassenleerkrachten. In de vijfde klas krijgen ouders een tweede oproep. Deze onderzoeken zijn niet verplicht, maar door de school wel gewenst.

Schoollogopedie
De oudste kleuters (kinderen van groep 2) worden door de logopediste van de GGD onderzocht. De bevindingen van de logopediste worden aan de ouders en aan de school doorgegeven. Voor het schooljaar 2012/2013 is nog niet bekend of deze dienst vanuit de GGD aangeboden zal gaan worden. Als er begeleiding voor logopedie vanuit de screening nodig is kan dit niet meer vanuit de GGD begeleid worden. De school kan ouders wel verwijzen naar logopedisten in Driebergen.

<Terug naar boven>